Skip links

fitness Onderneming

“Leren op school of in een centrum én op de werkvloer, dat is duaal leren. Zo ontwikkel je competenties die in de toekomst goed van pas komen in je zoektocht naar een job. Wie weet kan je later zelfs aan de slag bij de onderneming waar je je opleiding volgt.”

Erkenning aanvragen

De onderneming:

  • moet op het vlak van organisatie en bedrijfsuitrusting voldoen om de opleiding op de werkplek van een leerling, overeenkomstig het opleidingsplan, mogelijk te maken.
  • moet voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen. Die vereiste van financiële draagkracht is ingegeven door een zorg van stabiliteit en continuering van de onderneming, zodat de leerling zijn opleiding in de onderneming kan voleindigen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om solvabiliteit, economische leefbaarheid en dergelijke.
  • mag geen veroordelingen hebben opgelopen die de continuïteit van de onderneming in het gedrang brengen of die van die aard zijn dat de onderneming geen goede leeromgeving voor de lerende kan waarborgen. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om arbeidsrechtelijke veroordelingen of RSZ-veroordelingen.

Om erkend te worden als leerwerkplek, moet de onderneming één of meerdere mentor(en) aanwijzen. Die mentor staat in voor de opleiding en begeleiding van de lerende(n) op de werkplek.

De mentor:

  • is van onberispelijk gedragzoals blijkt uit een uittreksel uit het strafregister - 596.2 ('minderjarigenmodel' - in te dienen bij de erkenningsaanvraag).
  • is minstens 25 jaar.
  • heeft minstens 5 jaar praktijkervaring in het beroep.
  • moet een mentoropleiding volgen.

Met een bewijs van vooropleiding in het beroep kan:

  • een afwijking verleend worden op de minimumleeftijd van de mentor tot 23 jaar.
  • een afwijking verleend worden op de vereiste praktijkervaring.
  • Binnen welke termijn moet ik de mentoropleiding volgen?
    • Moet gevolgd worden binnen 6 maanden na erkenning.
    • Sectorspecifieke mentoropleiding.
    • Elke mentoropleiding die in aanmerking komt voor mentorkorting.
  • Onder welke voorwaarden krijg ik vrijstelling?
    • Pedagogisch diploma, bachelor of master in de lichamelijke opvoeding of kinesitherapie.

Overeenkomst

Ten laatste op de startdatum van de overeenkomst en voor de aanvang van de activiteiten moet de dimona-aangifte gebeuren. Je kan de aangifte zelf doen (code OTH) of laten doen door een sociaal secretariaat of boekhouder. Meer informatie kan je vinden op de website van de sociale zekerheid bij ‘informatie voor ondernemingen’. 

Bij de indiensttreding geef je aan je leerling een arbeidsreglement. Daarnaast bezorg je je leerling iedere maand een loonbrief en betaal je de netto leervergoeding aan je leerling. Voor meer informatie zie fiche ‘Leervergoeding’. Tenslotte bezorg je vóór 1 maart van het volgend kalenderjaar je leerling een individuele rekening en een belastingfiche 281.10. Voor dit alles kan je ook beroep doen op een sociaal secretariaat.

Samen met de opleidingsverstrekker wordt er een uurrooster opgevolgd voor de gemiddelde voltijdse arbeidsduur, 38 uren per week. Deze 38 uren worden samengesteld uit opleidingsuren bij de opleidingsverstrekker en op de werkplek. Hierbij moet rekening gehouden worden met de arbeidswetgeving. Deze wetgeving beschermt minderjarigen extra. Hou er rekening mee dat ze maximum 8u/dag mogen worden opgeleid (meerderjarigen max. 9u/dag) en dat ze naast zondag ook zaterdag of maandag niet mogen worden opgeleid. Het correcte uurrooster wordt opgeladen op werkplekduaal. Indien er iets gewijzigd wordt, maak je een nieuw uurrooster op en dit dient opnieuw opgeladen te worden.

Er wordt samen met de opleidingsverstrekker een opleidingsplan opgesteld waarin besproken wordt welke competenties bij de opleidingsverstrekker worden aangeleerd en welke competenties op de werkplek worden aangeleerd. Indien een competentie niet op de werkplek of niet bij de opleidingsverstrekker aangeleerd kan worden, kan de leerling ook een externe opleiding volgen.

Het hoofddoel van de overeenkomst van alternerende opleiding is het aanleren van een beroep. Daarom krijgt je leerling hiervoor geen loon maar een leervergoeding. Je betaalt de leervergoeding zowel voor de opleiding op de werkplek als voor het volgen van de lessen of de gelijkgestelde activiteiten bij de opleidingsverstrekker. Het bedrag van de leervergoeding hangt af van de vooropleiding van je leerling en is max. 688,00 euro/maand. Als het gewaarborgd gemiddeld minimummaandinkomen stijgt (bij overschrijding van de spilindex), zal ook de leervergoeding stijgen. Als je leerling het vorige opleidingsjaar van de alternerende opleiding met succes beëindigde, wordt de leervergoeding op 1 september verhoogd. De bedragen zijn wettelijk vastgelegd en moeten door iedereen gevolgd worden. Sommige afwezigheden, zoals onbetaalde vakantie of ongewettigde afwezigheid (op de werkplek en in de opleidingsinstelling), hebben een invloed op de leervergoeding. De leervergoeding zal dan lager liggen.

Je leerling met een OAO bouwt betaalde vakantiedagen op. Het aantal dagen dat je leerling vorig jaar werkte (het vakantiedienstjaar) bepaalt de dagen waarop je leerling dit kalenderjaar (het vakantiejaar) recht heeft. De leerlingen hebben maximaal recht op 20 kalenderdagen betaalde vakantie per kalenderjaar. Voor de berekening van de vakantieduur van de leerling komen niet alleen de dagen dat de leerling werkelijk gewerkt heeft in aanmerking, maar ook lesdagen en andere gelijkgestelde activiteiten bij de opleidingsverstrekker in een OAO. Vakantiedagen moeten worden opgenomen in de schoolvakanties en ze worden in de loonverwerking vermeld als ‘betaalde vakantie’. Voor je leerling betaalt het vakantiefonds of de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie het enkel en dubbel vakantiegeld uit.

Sociale verplichtingen

U moet aangesloten zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) of Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZPPO). Elk kwartaal moet u een RSZ-aangifte (ook gekend als DmFa of DmFAPLL voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten) doen. U kan de aangifte zelf doen of laten doen door het sociaal secretariaat of de boekhouder. U vindt meer uitleg over het invullen van de DmfA op de website van de RSZ.

Tot 31 december van het jaar waarin uw leerling 18 wordt valt de OAO onder de beperkte RSZ-onderwerping. Dat wil zeggen dat u alleen bijdragen moet betalen voor:

  • jaarlijkse vakantie,
  • arbeidsongevallen,
  • beroepsziekten,
  • enkele kleinere bijdragen.

De bijdrage voor de jaarlijkse vakantie is afhankelijk van het statuut van uw leerling:

  • Voor een leerling-bediende betaalt u als onderneming geen sociale zekerheidsbijdrage voor jaarlijkse vakantie.
  • Voor een leerling-arbeider betaalt u als onderneming:
    • per kwartaal een bijdrage van 5,57% op de leervergoeding van dat kwartaal aan 108%
    • en jaarlijks 10,27% op de leervergoeding van dat jaar aan 108%.

De bijdragen voor arbeidsongevallen (+/- 1%) en voor beroepsziekten (+/- 0,30%) kan u terugkrijgen via de maatregel doelgroepvermindering leerlingen (code 6310).

Meer informatie vindt u op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, arbeid en Sociaal Overleg (FOD WASO):  www.werk.be/online-diensten/doelgroepverminderingen/jongeren/jongeren-een-alternerendeopleiding/leerlingen.

Vanaf 1 januari van het jaar waarin uw leerling 19 wordt valt de OAO onder de volledige RSZ-onderwerping. U zal dus meer moeten bijdragen. 

Deze meerkosten kan u in Vlaanderen voor een groot deel terugkrijgen via volgende maatregelen:

  • De structurele vermindering (code 3000). Meer informatie vindt u op de website van de rsz.
  • De doelgroepvermindering voor leerlingen in een alternerende opleiding (code 6310) bestaat vanaf 1/7/2023 niet meer. Meer informatie over de nieuwe maatregel (premie kwalificerend werkplekleren) vindt u op deze webpagina van DWSE.

Als uw onderneming gevestigd is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan uw onderneming geen gebruik maken van de doelgroepvermindering leerlingen. Uw onderneming kan de meerkosten bijna volledig terugkrijgen via de structurele vermindering, m.u.v. de provinciale of plaatselijke overheidsdiensten. Als provinciale of plaatselijke overheidsdienst bent u aangesloten bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZPPO) en kan u geen gebruik maken van structurele vermindering.

Ter info:

  • Uw leerling zal zijn of haar RSZ-bijdragen (vanaf de volledige RSZ-onderwerping) kunnen recupereren via de werkbonus.
  • Uw onderneming moet een arbeidsongevallenverzekering afsluiten en jaarlijks een verzekeringspremie betalen. De kosten hiervoor kunnen per beroep verschillen.

Je onderneming moet een arbeidsongevallenverzekering afsluiten en jaarlijks een verzekeringspremie betalen. De kosten hiervoor kunnen per beroep verschillen, voor meer informatie over de kostprijs kan je terecht bij je verzekeringsmakelaar.   

De arbeidsongevallenverzekering dekt zowel arbeidsongevallen als arbeidswegongevallen. Arbeidsongevallen zijn ongevallen die gebeuren op de werkplek of bij de opleidingsverstrekker. Arbeidswegongevallen zijn ongevallen die gebeuren op de normale weg van de verblijfplaats van je leerling naar de werkplek/opleidingsverstrekker of omgekeerd. Ook arbeidswegongevallen tussen werkplek en opleidingsverstrekker vallen hieronder (arbeidsongevallenwet artikel 8, §1, derde lid, 3°). Je sluit deze verzekering af bij de start van de OAO en neemt hiervoor contact op met je verzekeringsagent. Opgelet! Heb je de arbeidsongevallenverzekering te laat of niet afgesloten, dan riskeer je zware boetes. Meer informatie vind je op de website www.fedris.be.

Je onderneming sluit een verzekering die de burgerlijke aansprakelijkheid van je onderneming en die van je werknemers, dus ook je leerling, dekt. Je sluit deze verzekering af bij de start van de OAO en neemt hiervoor contact op met je verzekeringsagent.

In de wet op het welzijn is je leerling speciaal beschermd. Zo ben je verplicht een risicoanalyse uit te voeren en daarin rekening te houden met de onervarenheid van de leerling. Die risicoanalyse moet vaststellen aan welke risico's de leerling is blootgesteld en welke preventiemaatregelen je moet nemen om deze risico's op te vangen. Een mogelijke maatregel bij het uitvoeren van sommige werkzaamheden is het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. De jongere moet veilig aan de slag kunnen in je onderneming. De persoonlijke beschermingsmiddelen en de kosten daarvan hangen af van het soort activiteiten van je onderneming. Je (externe) dienst voor preventie en bescherming op het werk kan je meer informatie hierover geven. Je vindt ook meer informatie op de website van FOD Werk, Arbeid en Sociaal Overleg.

Je onderneming komt op dezelfde manier als voor de gewone werknemers tussen in de kosten van het woon-werkverkeer met het openbaar of privé-vervoer. Je onderneming moet bijdragen in de verplaatsingskosten van je leerling voor het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer. Als je leerling naar de werkplek/opleidingsverstrekker gaat met het openbaar vervoer (trein, tram, metro of bus) dan betaalt de werkgever 100% terug van de werkelijke vervoerprijs. Voor het woon-werkverkeer met privévervoer betaalt de werkgever per werkdag een dagvergoeding voor de dagen dat de leerling aanwezig is in de onderneming op basis van de tabel die jaarlijks op 1 februari aangepast wordt door de sociale partners van het PC 314. Deze bijdrage heeft geen invloed op de kinderbijslag.

Financiële voordelen

  • Ondernemingen die een overeenkomst in het kader van een alternerende opleiding secundair onderwijs hebben, in het Vlaams gewest gevestigd zijn, de mentoropleiding gevold hebben en minstens 4 maanden een leerling opgeleid hebben zullen een premie van €1000 ontvangen.
  • De premie wordt 1 keer per schooljaar uitbetaald. De onderneming kan de premie maximaal 3 keer ontvangen per lerende. Eerder ontvangen stagebonussen voor dezelfde leerling worden meegeteld.
  • Meer info over de aanvraagprocedure: Premie kwalificerend werkplekleren

Samenwerken met een school

  • Je leerling wordt op regelmatige tijdstippen geëvalueerd door de mentor. Dit in samenspraak met de opleidingsverstrekker. Bespreek wanneer, hoe veel, hoe lang, op welke manier de evaluatie gebeurt. Het doel van deze opleidingsvorm is om meer competente werknemers op de arbeidsmarkt te krijgen. De opleiding wordt grotendeels gegeven op de arbeidsmarkt. Het is daarom belangrijk dat deze opleiding grondig gegeven wordt. Eerlijkheid bij de evaluatie is de regel! Evalueer eerlijk zodat er bijgestuurd kan worden waar nodig en zodat leerlingen de kans krijgen om verder opgeleid te worden naar de ideale werknemer. Ondernemers leiden zelf de toekomstige werknemers op. Met deze doelstelling in het achterhoofd, kan je jouw leerling verder opleiden tot de ideale werknemer!

Er wordt verwacht van trajectbegeleiders dat zij het opleidingstraject opvolgen en begeleiden. Om dit goed te kunnen doen zal de trajectbegeleider op regelmatige tijdstippen een bezoek brengen aan de werkplek. Spreek goed af wanneer de beste momenten zijn voor de mentor en de trajectbegeleider, zo kunnen beiden hiervoor tijd voorzien.

Aangezien je leerling een substantieel deel van zijn tijd op een werkplek doorbrengt, is het van belang om ook de evaluatie van de mentor over de werkplek mee te nemen. Om dat te waarborgen, is de mentor een stemgerechtigd lid van elke klassenraad, met uitzondering van de toelatingsklassenraad. Wanneer de mentor een bloed- of aanverwant is van de leerling in kwestie, tot en met de vierde graad, kan deze mentor niet deelnemen aan de klassenraad. Er worden praktische afspraken gemaakt tussen je onderneming en de opleidingsverstrekker over het functioneren van de mentor in de klassenraad, ook wat zijn aanwezigheid betreft. Hoe dan ook moet de mentor zich houden aan het ambtsgeheim dat van toepassing is op elk lid van de klassenraad.

Meet en greet met de sector

Maak nu een afspraak met de sectorconsulenten voor een korte, interactieve live babbel over hoe wij samen duaal leren in onze bedrijven kunnen opstarten en we geven graag antwoord op al jouw vragen.